Benoît Hermans

  • werk
  • cv
  • publicaties
  • teksten
  • contact

Het verhaal van de dolle mens

in 1991 door Benoît Hermans

Lucas van Leyden, Het Laatste Oordeel, 1526, Stedelijk Museum De Lakenhal, Leiden.

Lucas van Leyden, Het Laatste Oordeel, 1526, Stedelijk Museum De Lakenhal, Leiden.

Hebt gij gehoord van die dolle mens die op zekere dag de Lakenhal in Leiden binnenliep, voor het ´Laatste Oordeel´ van Lucas van Leyden plaats nam, een lantaarn aanstak en begon te roepen: ´Ik zoek God! Ik zoek God!´ En precies op datzelfde moment stond op die plek een groepje mensen, die geen van allen geloofden aan God, tegelijkertijd echter zichtbaar onder de indruk waren van het bekende tafereel, waarop God staat afgebeeld. En het duurde daarom niet lang alvorens deze actie groot gelach wekte. ´Is God soms verloren gegaan?´, vroeg de een sarcastisch, ´en bestaat hij daarom alleen nog maar op een schilderij als dit?´ ´Of is hij verdwaald als een klein kind?´, vroeg de ander. ´Of erger nog: heeft hij zich verstopt?´

´Nee´, grapte de dolle mens terug in de hoop zo snel mogelijk hun serieuze aandacht op zich te vestigen. ´Hij is scheep gegaan en naar het buitenland vertrokken. Nou goed?´ En weer lachte iedereen hem uit. Maar hierdoor liet hij zich niet van zijn stuk brengen en sprong midden tussen hen in en doorboorde hen met zijn blikken. Én ik zal het jullie nog erger vertellen´, riep hij . ´Wij hebben hem vermoord. Jullie en ik. Wij alleen zijn zijn moordenaars.´ En toen wees hij naar het schilderij en zei: ´Kijk maar, kijk maar hoe God hier staat afgebeeld. Hij zit wel op een troon en op een plek van waaruit hij alles uitstekend kan overzien. Als was hij een soeverein vorst, zou je kunnen zeggen. Maar – en dat is het bedrieglijke – daarmee zit hij ook precies in het verdwijnpunt. En als je het gedrag van de mensen onder hem goed bestudeert, kun je zien wat dat voor gevolgen heeft. Want hebben jullie ooit een laatste oordeel gezien waarop de mensen zo onaangedaan wachten op het oordeel? Het is alsof hen niets kan overkomen. Alsof dit een dag is als elke andere. En daarom stel ik nogmaals de vraag: Hoe en waarom hebben we God vermoord?´

De omstanders begrepen er niets van en vroegen zich daarom een tweede keer lachend af: ´Wat bedoelt die man? Dat er op dit schilderij iets van het gedruis van de doodgravers van God te horen is? Of iets te ruiken van zijn ontbinding? Maar wij zien niets. Het enige dat wij zien is een prachtig schilderij.´ ´Inderdaad´, was de reactie van de dolle mens. Ik ruik hier de geur van de goddelijke ontbinding. kijk ook eens naar de manier waarop de schilder God en zijn zoon heeft afgebeeld. Daarvoor heeft hij de in die tijd nog zo geliefde constructie van het perspectief gebruikt. Maar leidt ook dat niet tot een regelrechte degradatie van God?´
´Het perspectief degradeert God? Dat heb ik nog nooit gehoord´, was een van de reacties uit het publiek. ´Natuurlijk wel´, ging de dolle mens voort. ´Ze leidt regelrecht naar de ondergang van God. Want is God niet – als hij werkelijk bestaat – een objectieve existentie en moet hij dus ook niet als zodanig worden afgebeeld? Wat doet nu echter Lucas? Hij schildert Hem als een ding tussen andere dingen. Precies op dezelfde manier waarop hij wolken, mensen en de aarde schildert. En daarmee plaatst hij in feite God onder de heerschappij van de mens. Hij maakt hem tot iets subjectiefs, dat wil letterlijk zeggen iets dat aan de specifieke bestaanswijze van de mens onderworpen is.´

´Ach, allemaal onzin´, riep weer een ander uit het publiek. ´Dit werk is een hoogtepunt in de schilderkunst van de Nederlandse Renaissance. Wij hebben God helemaal niet vermoord. Want hij heeft eenvoudig nooit bestaan. Hij was altijd niets anders dan een product van onze verbeelding. En hoe zou je zoiets kunnen vermoorden?´ De dolle mens moest lachen en zei:´Dus heb ik gelijk. De geur van de goddelijke ontbinding heeft zich inmiddels tot in de kleinste uithoeken van jullie verbeelding verspreid. En ze is zo hard geworden als het materiaal zelf waaruit jullie wereld is opgebouwd. Hoort u eigenlijk wel wat u daar zegt? Dat is toch precies wat ik bedoel! Het proces dat met het werk van schilders als Lucas van Leyden is ingezet heeft zijn definitieve voltooiing bereikt. De schilder toont ons slechts de voorbereiding op de moord. Hier werd God niet alleen gedwongen zich te onderwerpen aan de wetten van het perspectief. Nu zijn we nog geen vijf eeuwen verder en weten al zeker dat hij nooit bestaan heeft. Kan een schilder immers niet schilderen wat hij maar wil? U bent een trouw volgeling van Lucas en de zijnen en u zult wel erg onder de indruk zijn van dit werk?´
´Jazeker, het is een prachtig tafereel´, antwoordde de man.

Johannes Vermeer, De Paarlenweegster, 1663, National Gallery, Washington

Johannes Vermeer, De Paarlenweegster, 1663, National Gallery, Washington

Op dat moment bevond het hele gezelschap zich opeens in de National Gallery in Washington. De meeste waren stom verbaasd en keken angstig om zich heen. Een van hen raakte helemaal in paniek en wilde snel terug naar huis. Maar niemand luisterde naar hem en dus hield hij vlug zijn mond. En de dolle mens liep naar de vier kleine werkjes van die andere bekende Nederlandse schilder, die een eeuw na Lucas van Leyden leefde en waarvan er een precies hetzelfde onderwerp behandelde: ´Het goudwegertje´ van Johannes Vermeer.

´Oordeel zelf´, zei de dolle mens. ´Is dit niet frappant?´

´Ja, dat is het zeker. En het is prachtig van kleur,´ was het antwoord. ´uw keuze getuigt van een goede smaak.´ ´Hoe komt het hier?´, vroeg een ander. ´Het is een meesterwerk.´
´Ach, idioten´, reageerde de dolle mens opnieuw geërgerd. ´Gebruik jullie zinnen. Ruiken jullie niet dat we de goddelijke ontbinding hier nog dichter genaderd zijn? Kijk eens goed en zie waar het oordeel terecht gekomen is.´ Even was het stil, totdat iemand zei: ´Hé, kijk nou. Daarachter zit het, achter de vrouw!´ ´Precies´, ging de dolle mens verder. ´Aan een spijker aan de muur. Bij Lucas was het oordeel tenminste nog het thema van het schilderij. Bij Vermeer is het zelfs dat niet meer. Het is niet meer dan het zoveelste onderdeel in een zeventiende eeuws burgermansinterieur: een plaatje aan de muur.Naast het raam en de spiegel, boven de tafel en al die andere spullen hangt God met zijn zoon als oordeelsveller. En alsof dat allemaal nog niet erg genoeg is, heeft de vrouw des huizes haar eigen weegschaal tevoorschijn gehaald en doet zij nu als een moderne, eigentijdse Vrouwe Justitia haar eigen onderzoek. Een burgerlijk gewetensonderzoek, wel te verstaan!´
´Ja, wat een constructie. Fenomenaal!´, ging het door de zaal.

´Ach, jullie hele manier van kijken stinkt´, zei de dolle mens ten einde raad en keek om zich heen. Het was alsof hij ergens naar op zoek was. Op zoek naar iets dat hij niet kon vinden. Totdat hij plotseling wees naar een lege plek op de muur, waar op datzelfde moment een derde kunstwerk verscheen. Het was een raadselachtige constructie die ze nog nooit hadden gezien en die wel wat weg had van een televisietoestel.

Zonder Titel, 1990, privécollectie

Zonder Titel, 1990, privécollectie

Detail Zonder Titel, 1990, privécollectie, detail

detail

De dolle mens vroeg: ´Zien jullie dat?´ Zijn gehoor liep naar de plek waar het tevoorschijn gekomen was als een soort tegennatuurlijke projectie en keek er met bewondering naar. En terwijl ze het geheel aandachtig bestudeerden vroeg de dolle mens: ´Kennen jullie het werk van de Duitse socioloog Max Weber?´ Maar hij wachtte hun antwoord helemaal niet meer af. Hij was veel te bang dat ze alweer zouden beginnen over het prachtige rood, de vakkundige manier waarop de mogelijkheden van de verschillende afbeeldtechnieken gebruikt waren, zodat het middelste gedeelte van het werk, dat het meest naar teruggelegen lag, het sterkst naar voren kwam, en de vreemde ruimtewerking die veroorzaakt werd door de plaatsing van de vier stoelpoten daaronder en die ook weer terugkwam in het kleine beeld in het midden. Enzovoorts, enzovoorts. ´Hij zou het met mij n uiteenzetting helemaal eens zijn geweest. Alleen heeft hij het in zijn werk niet over de moord op God, maar over het feit dat de moderne wetenschap de wereld van haar magische en religieuze betekenissen beroofd heeft. De onttovering van de wereld noemt hij dat. En daar gaat het hier om.´
´Het is prachtig´, zei een van hen. ´De maker heeft op vakkundige wijze van de mogelijkheden van de verschillende afbeeldtechnieken gebruik gemaakt.´
O jee, dacht de dolle mens, nu moet ik snel zijn: ´Ik zei dus: daar gaat het hier om. In dat kleine kastje in het midden zien we drie cosmonauten druk bezig met een zoveelste onderdeel van die onttovering. Ze gaan er helemaal in op. Ze vliegen met een rotvaart in hun ruimteschip heen en weer. En dan plotseling komt er beeld. Echt duidelijk is het niet. Maar zodra Mr. Mitchell de draaistuwing heeft geneutraliseerd, verandert dat snel en dan kunnen ze hun ogen niet geloven.´
´Het is alsof de maker duidelijk heeft willen maken dat volgens hem de ene werkelijkheid veel echter is dan de andere´, gaat iemand in het publiek toch verder.
En dan de dolle mens weer: ´Daar verschijnen drie goddelijke existenties: de drie aartsengelen zitten aan een tafel. Zonder perspectief, in een voor hen zo karakteristieke betrekkingloosheid. Ze bestaan, of ze nu door de mens gezien worden of niet.´ Net op tijd dacht hij. Laat ze nu maar kletsen.
´Maar wie is de maker van het werk?´, wou tenslotte toch nog iemand van hen weten net voor ze allemaal weer naar de Lakenhal werden teruggezonden, ´en ik ruik nog steeds niets en ik zie geen moord.´ ´Ik weet het´, verzuchtte de dolle mens. ´Ik kom te vroeg. Dit gebeuren is nog onderweg. Het maakt een omweg. Door ateliers en musea. Het kan nog onmogelijk doordringen tot de oren en ogen van mensen zoals jullie, die overal alleen maar verf en linnen zien. Blond, blond zou het Laatste Oordeel van Lucas van Leyden zijn en van een bijna volmaakte schoonheid de teferelen van Vermeer. Nou en?´

Men zegt dat diezelfde mens die dag nog tweemaal het requiem aeternam deo heeft aangeheven. Een keer op een universiteit en een keer tijdens een bijeenkomst van een grote, christelijke politieke partij. Maar toen hij ook daar geen gehoor vond, is hij spoorloos verdwenen. Sommigen zeggen zelfs dat het God zelf was die zo sprak.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Kunst- en Museumjournaal jrg 4, 1991, nummer 5.

© 2025 Benoît Hermans · Alle rechten voorbehouden