Een kopietje van Lichtenstein’s schilderij ¨I’VE HOOKED A BIG ONE¨ circuleerde al enige tijd in mijn atelier. Het fascineerde me vanwege de manier waarop Lichtenstein erin geslaagd was het typische Disney-idioom om te zetten in een goed lopend schilderij. Want in tegenstelling daarmee verzetten Disney’s tekeningen zich letterlijk nergens tegen de regels van het alledaagse zien. Ze sluiten zo direct mogelijk aan bij het meest voor de hand liggende, gaan altijd moeiteloos op in die allesverzengende brij van altijd geldende kijkgewoontes. Zo komt er in zijn tekeningen nooit een vorm voor die raadselachtig blijft. Altijd gaat het ene lusvormige onderdeel vloeiend over in het andere. De hele wereld is gereduceerd tot soepel in elkaar grijpende verzameling van krullen en cirkels – of het daarbij nu gaat om de snavel van Donald Duck, de kraag van zijn zeemansjasje of zijn veel te dikke eendenpoten. Zelfs de tekstballon wordt op die manier helemaal een met degene die hem uitspreekt. Dat maakt het nogal moeilijk om daar een goed schilderij van te maken. Ik vond het deste frappanter dat het Lichtenstein toch was gelukt.
Op een gegeven moment kwam dat fragment in de buurt van een reproductie van Caravaggio’s “Ongelovige Thomas” terecht en meteen viel me op hoe goed Donalds verwondering over zijn visvangst (dat is eigenlijk de vangst van zichzelf, want het haakje is in zijn eigen staart terecht gekomen) plotseling leek samen te vallen met de ontzetting waarmee Thomas Christus’ wond inspecteert. In de eerste plaats door het formaat van Donalds ogen, die daarom alleen al niet zozeer naar de wond als wel dwars door Jezus heen lijken te kijken. Het lijkt wel of ze zijn lichaam nog ’s extra doorboren met hun blik. Maar zeker ook doordat het krullende van Disney’s stijl de welving van de wond als het ware versterkt.
Bovendien realiseerde ik me tegelijkertijd hoe een drietal vormen van iconoclasme – twee oudere en een meer recente – op deze manier in één enkel beeld samenvielen. Die twee eerste vormen zaten al min of meer besloten in het schilderij van Caravaggio zelf. Die laatste werd door Donald Ducks aanwezigheid daaraan toegevoegd.
Wat ik bedoel is het volgende. Caravaggio’s versie van ´De ongelovige Thomas´ is op zichzelf een iconodulisch manifest in het kwadraat. Het drijft volgens mij namelijk hét centrale argument, dat de verdedigers van het beeld tegen zijn tegenstanders inbrachten, volledig op de spits. De tegenstanders van het beeld wezen er namelijk in eerste instantie op, dat het goddelijke als zodanig niet is af te beelden en dat dus elke poging het wel te doen uitloopt op blasfemie. Elke poging God in een beeld te vangen zou een daad van heiligschennis zijn.
Ter verdediging van het beeld wezen de iconodulen er vervolgens op dat het toch ook God zelf was, die besloten had zijn eigen zoon deel te laten nemen aan deze ‘goddeloze’ werkelijkheid van het ondermaanse. Waarom zou dan een andere verschijningsvorm, of liever: een andere vorm van incarnatie, daar dan geen getuigenis van mogen afleggen? De iconodulen wezen met andere woorden op de in hun ogen essentiële overeenkomst tussen de dubbele natuur van Christus en die van het beeld. Beiden namen gelijktijdig deel aan zowel de goddelijke als de wereldse dingen.
Nu speelde zich deze strijd tussen voor- en tegenstanders van het beeld af in de achtste en negende eeuw na Chr., dat wil zeggen meer dan achthonderd jaar, voordat Caravaggio zijn versie van de ongelovige Thomas schilderde. In de tussenliggende eeuwen was de houding van de kerk ten aanzien van het beeld totaal veranderd. Inmiddels was de schilderkunst al uitgegroeid tot een volkomen geaccepteerd propagandamiddel van de kerk en om die reden een belangrijk wapen geworden in de strijd tegen een geheel nieuw soort iconoclasme, dat van de protestanten.
Dat Caravaggio voor de kerk werkte ten tijde van de contra-reformatie, komt in zijn werk heel duidelijk tot uitdrukking. In de eerste plaats is daar de monumentaliteit en eenvoud van zijn composities. Hiermee kwam hij de voorstanders van de reformatie in zekere zin tegemoet. Want de eenvoud was uitdrukking van zijn verlangen terug te willen gaan naar de bron, dat wil zeggen te komen tot een zo direct mogelijk contact met datgene waar het in de bijbel om ging. Caravaggio deed er alles aan de toeschouwer ervan te doordringen, dat hij als het ware direct getuige was van datgene wat zich meer dan 1600 jaar geleden ooit had afgespeeld en dat hij zich daarop moest concentreren en niet op ingewikkelde, theologische toevoegingen van later datum. Ook een aantal andere, hele karakteristieke kenmerken van zijn werk zijn hierop terug te voeren. Zo gebruikte hij vaak als model hele volkse types, die in niets leken op de idealiserende kunst van de voorafgaande generaties. Een overdreven realistische weergave van handen of gezichten wijzen in die richting, maar vooral dus een uitgekiend gebruik van het door hem uitgevonden clair-obscur.
Gezien de achtergrond van het iconodulisch argument zou je kunnen zeggen dat Caravaggio op deze manier in zijn strijd tegen het tweede soort iconoclasme het inhoudelijke argument van het eerste radicaal versterkt. Want naarmate hij erin slaagde Jezus en zijn wond realistischer te schilderen, versterkt hij impliciet het iconodulische argument, dat uitgaat van de radicale overeenkomst tussen de goddelijke vlezigheid van Jezus én het materiële van het beeld.
In mijn eigen versie komt er dan nog een derde iconoclastisch gezichtspunt bij, dat te maken heeft met de reden waarom Lichtenstein in de jaren ’60 de hengelende Donald schilderde. Dat hing namelijk samen met een zoveelste beeldverbod, deze keer uitgevaardigd door een lid van de kunstgemeenschap zelf, namelijk de Amerikaanse kunstcriticus Clement Greenberg.
Voor de zoveelste keer is de houding ten aanzien van het beeld weer veranderd. Inmiddels heeft de zichzelf serieus nemende kunst de beschermende en beeldbepalende ruimte van de kerk al meer dan twee, drie eeuwen verlaten en is in staat gebleken geheel aan haarzelf gewijde ruimtes in het leven te roepen. En Greenberg wil nu dat de schilderkunst ook nog de laatste stap zet op weg naar de absolute autonomie; met het opgeven van de christelijke iconografie als leidraad heeft deze kunst volgens hem inmiddels ook de afbeeldende functie als zodanig verloren. Dus eist Greenberg de afschaffing van de figuratie als zodanig. Volgens hem heeft deze een optimale ontwikkeling van de kunst sinds eeuwen in de weg gestaan en kan de kunst alleen maar haar ware bestemming bereiken, als kunstenaars zich nog uitsluitend bezighouden met een onderzoek van het schilderij als plat vlak. En Lichtenstein’s schilderij van Donald Duck was op dat moment een bewuste stellingname tegen dit Greenbergiaanse (niet beeld- maar) afbeeldverbod. Lichtenstein heeft Donald Duck hier eigenlijk gebruikt om de schilderkunst te refigureren.
Tegen de achtergrond van deze derde laatste vorm van iconoclasme zou je nu kunnen zeggen dat de ongelovige Donald in dit schilderij namens Thomas en de ongelovige Clement een dubbel onderzoek verricht. Ten eerste naar de echtheid van Christus’wond en ten tweede naar de echtheid van het geschilderde. En in de visie van Greenberg betekent dat eigenlijk dan weer ten faveure van de afschaffing van de figuratie. En zo te zien vindt ie dat maar wat leuk. Want een en ander gaat gepaard met een enorme vondst: ´I’ve hooked a big one´. En die BIG ONE temidden van al dat iconoclastisch geweld, dat is hij natuurlijk zelf.